Een lekker sateetje op zijn tijd weet ik wel te waarderen. Ik ben vooral van de saté babi ook wel saté van de haas genoemd. Deze wordt gemaakt van varkenshaas. Maurits neemt altijd kipsaté dat in het Indonesisch Saté Ajam wordt genoemd. Op zijn Nederlands eten we saté met dikke frieten en een eenvoudige salade.

Als we in de Indonesische mood zijn eten we er nasi goreng bij. Met kroepoek, zoetzure komkommer en gebakken uitjes. De saus maak ik het liefst zelf. Ik heb een eenvoudige versie die ik maak van pindakaas. Als ik zin heb om uit te pakken, maak ik de saus helemaal from scratch met pinda’s. Anyway hoe je je kipsaté ook eet, het is altijd lekker.

Ingrediënten voor 4 personen
Marinade
4 kipfilets (of varkensvlees)
3 el ketjap
3 el olie
2 tenen knoflook
Peper en zout

Pindasaus
75 gr ongezouten pinda’s
1 tl komijn
1 tl korianderzaad
1 tl sambal
1 teen knoflook
1 el ketjap
1/2 ui gesnipperd
175 ml water

Bereidingswijze
Maak een marinade van de ketjap en de olie. Hak de knoflook fijn en voeg deze toe aan de marinade. Snij de kipfilets in blokken en leg deze minimaal twee uur in de marinade.

Voor de pindasaus maal je de pinda’s fijn in een keukenmachine. Voeg de knoflook, de komijn, het korianderzaad, de ketjap en de sambal toe en mix het zo glad mogelijk. Als je van grove saté houdt, mix je het korter.

Rijg de stukken kip aan een spies en bestrooi ze met peper en zout. Bak de spiezen in een grillpan.

Voor de saus neem je een sauspan. Fruit een ui aan in wat olie en voeg het pindamengsel toe. Bak het geheel kort aan en voeg beetje bij beetje het water toe. Als de saus te dik is, voeg je extra water toe.

Serveer de kipsaté met friet of met rijst en kroepoek.